Je hebt twee precies dezelfde bekers. De ene is tot de helft gevuld met water, de andere is leeg. Samen wegen ze 130 gram.
Je doet een tweede weging. Eén volle beker weegt 110 gram.
Een lege beker weegt ........ gram.
2 x beker + halve vulling = 130 (weging 1)
beker + hele vulling = 110 (weging 2)
Als je weging 1 verdubbelt, heb je:
4 x beker + hele vulling = 260
Het verschil met weging 2 is dan 3 bekers die samen 150 gram wegen, want 260 - 110 = 150.
1 beker weegt 50 gram.
(En een hele vulling weegt dan 60 gram.)
Controle:
2 x 50 + 1/2 x 60 = 130 (weging 1)
50 + 60 = 110 (weging 2)
Zie ook de pagina
Vergelijkingen.