Na de wedstrijden van NIC kunnen kinderen kiezen voor een ijsje of een koek.
Op 18 september koos 5/6 deel van de kinderen voor een ijsje en de rest voor een koek.
Op 1 november was er weer een wedstrijd. De kinderen die op 18 september een koek namen, deden dat nu weer. Van de ijsjeseters van 18 september koos nu 2/5 deel een koek en de rest nam weer een ijsje.
Op 1 november nam ........ procent van de kinderen een koek.




50 



anders
(Een som van Jacques Schopman.)
Op 18 september koos 1/6 deel van de kinderen een koek. Dezelfde kinderen deden dat op 1 november ook.
Op 1 november komt daar 2/5 x 5/6 = 10/30 = 1/3 deel van de kinderen bij.
In totaal kiest op 1 november 1/6 + 1/3 = 3/6 = 1/2 deel van de kinderen voor een koek. Dat is 50%.
Of:
Stel dat er 30 kinderen zijn. (Dat getal kun je gemakkelijk door 6 delen.)
Op 18 september kiezen 1/6 x 30 = 5 kinderen een koek en de rest (25) een ijsje.
Op 1 november stapt 2/5 deel van 25 kinderen over van een ijsje naar een koek. Dat zijn er 10.
Op 1 november zijn er 5 + 10 = 15 kinderen die een koek nemen.
15 van de 30 is de helft = 50%.
Zie ook de pagina
Hoeveel procent.