Karel mengt twee vloeistoffen (A en B) in een vat van 10 liter.
Hij giet steeds eerst 1/4 liter van vloeistof A in het vat en daarna 1 liter van vloeistof B.
Dan weer 1/4 liter A en weer 1 liter B, enzovoort tot het vat vol is.
Er zit ........ liter van vloeistof A in het vat.
(Vul een getal in.)
Er vindt geen chemische reactie plaats. Je kunt de hoeveelheden gewoon bij elkaar optellen.




2 



anders
Elke keer 1/4 liter A en 1 liter B is samen 1,25 liter.
10 : 1,25 = 8
Hij doet 8 keer 1/4 liter A en 8 keer 1 liter B in het vat.
8 x 1/4 liter = 2 liter van vloeistof A.
Zie ook de pagina
Verhoudingen.