Karl fietst naar het postkantoor, een afstand van 10 kilometer. Hij fietst 15 km/uur. Na hoeveel tijd is hij er?
De snelheid is 15 km/u, oftewel 15 km in 60 minuten, 1 km in 4 minuten. Karl moet 10 km afleggen. Dat is 10 x 4 minuten. Hij doet er dus 40 minuten over.
Of:
Zowel 10 als 15 zitten in de tafel van 5.
15 km : 3 x 2 = 10 km
Dan geldt voor het aantal minuten dezelfde som:
60 minuten : 3 x 2 = 40 minuten
Zie ook de pagina
Snelheid.