Zet de cijfers 1 t/m 6 in de rondjes, zodanig dat op alle zijden het totaal van de cijfers 9 is.
Eén cijfer is al ingevuld. Er zijn verschillende manieren om de driehoek verder te vullen, maar in het vakje midden boven staat het cijfer ........ .
Je kunt dit soort opgaven op allerlei manieren oplossen.
In dit geval is het eenvoudig: het cijfer 6 kan niet op de andere hoeken staan, omdat er dan een 0 moet komen tussen de 3 en de 6.
Toch zijn dit soort opgaven niet altijd zo simpel. Je kunt dan natuurlijk de oplossing vinden met (eindeloos) proberen, maar er is ook een rekenkundige aanpak, die altijd werkt:
De drie zijden zijn samen 27.
De beschikbare cijfers 1 t/m 6 zijn samen 21. Dat is 6 minder.
De cijfers 1, 2 en 3 zijn samen 6. Die moeten op de hoekpunten staan, want daar tellen ze twee keer mee.
Het cijfer 3 staat al in de onderste hoek. Dan staan 1 en 2 in de twee bovenhoeken.
Daartussen moet 6 staan om op een totaal van 9 te komen.
Op de andere zijden staan 1-5-3 en 2-4-3.
Zie ook de pagina
Optellen.