|
|
18152 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
|||
Deze straat heeft 25 huizen, waarvan 7 huizen een rode deur hebben.
Hoeveel procent van de huizen heeft een rode deur?
Met een verhoudingstabel:
huizen |
25 |
1 |
7 |
procenten |
100% |
? |
? |
Als 25 huizen samen 100% zijn, dan is één huis %, dus 4%.
Als 1 huis 4% is, dan zijn 7 huizen 7x4=28%. Het antwoord is dus 28%.
|
|
: 25 |
x 7 |
huizen |
25 |
1 |
7 |
procenten |
100% |
4% |
28% |
Hoeveel procent van de bevolking?
In een dorp wonen 4000 mensen. Als je ze verdeelt in drie leeftijdsgroepen, krijg je de volgende aantallen:
Hoe kun je de drie groepen in procenten uitdrukken? Dit werkt het handigst met een verhoudingstabel:
mensen |
4000 |
? |
1000 |
2400 |
600 |
procenten |
100% |
1% |
? |
? |
? |
mensen |
4000 |
40 |
1000 |
2400 |
600 |
procenten |
100% |
1% |
? |
? |
? |
|
|
: 100 |
|
|
|
Nu kun je de procenten in de overige kolommen uitrekenen.
In deze opgave is één procent hetzelfde als 40 mensen. Je moet de getallen 1000, 2400 en 600 door 40 delen:
mensen |
4000 |
40 |
1000 |
2400 |
600 |
procenten |
100% |
1% |
25% |
60% |
15% |
Je kunt over het dorp dus ook schrijven:
Het leuke van procenten is dat je het dorp nu makkelijker kunt vergelijken met andere dorpen. Het aantal inwoners doet er nu niet meer toe. Je geeft met percentages aan hoe de verschillende leeftijden verdeeld zijn.
Meer dan 100%
Je koopt een schilderij voor 50 euro.
Na een paar jaar verkoop je het schilderij voor 300 euro.
Met hoeveel procent is de prijs van het schilderij toegenomen?
De verandering in procenten druk je altijd uit ten opzichte van de oude situatie.
De oude prijs (50 euro) is 100%.
De nieuwe prijs is 250 euro hoger dan de oude prijs. Dat is 5 x 50 euro.
De nieuwe prijs is 500% hoger dan de oude prijs.
Je kunt ook zeggen: de nieuwe prijs is 600% van de oude prijs, maar dat was hier niet de vraag.
A is hoeveel procent groter dan B?
Bij formuleringen als "hoeveel procent is A groter dan B?" is B de maatstaf waarmee gemeten wordt. Met andere woorden: B is 100%. Een voorbeeld:
Jan eet 4 broodjes.
Wim eet 5 broodjes.
Wim eet .... % meer broodjes dan Jan.
Wim eet 1 broodje meer dan Jan. Dat is 25% van wat Jan eet.
Wim eet 25% meer broodjes dan Jan.
Nog een voorbeeld:
In 1950 had Nederland 10 miljoen inwoners.
In 1991 had Nederland 15 miljoen inwoners.
In 1991 had Nederland .... % meer inwoners dan in 1950.
In 1991 had Nederland 5 miljoen inwoners meer dan in 1950.
In 1991 had Nederland 50% meer inwoners meer dan in 1950.
© 2010 - Beter Rekenen is een initiatief van |