In de computerwereld kom je weleens in aanraking met hexadecimale getallen. Deze getallen horen bij het zestientallig stelsel. Behalve de cijfers 0 t/m 9 zijn er ook nog de letters A t/m F. In onderstaand lijstje staan de hexadecimale getallen links van het isgelijkteken (de rode getallen):

Voor getallen vanaf 16 zijn twee tekens nodig: hexadecimaal getal 10=16, 11=17, enzovoort tot 1F=31. Dan komt hexadecimaal 20=32 en telt de reeks weer verder.
De decimale waarde van het hexadecimale getal 2E is ........ .




46 



anders
De 2 staat voor de zestientallen.
2 x 16 = 32
De E staat op de plaats van de eenheden. Hexadecimaal E betekent decimaal 14, zoals je in het lijstje ziet.
2E betekent 32 + 14 = 46
Zie ook de pagina
Hexadecimale getallen.

In een rekenboek uit 1910 worden papiermaten uitgelegd. Eigenlijk gaat het over aantallen en niet over maten.
In die tijd gold:
1 baal = 10 riem
1 riem = 20 boek
1 boek = 24 vel
Nu je dit weet, kun je ook berekenen:
2 riem + 3 baal + 7 boek = ........ vel
(Vul een geheel getal in.)




15528 



anders
2 riem = 40 boek
3 baal = 30 riem = 600 boek
2 riem + 3 baal + 7 boek = 647 boek =
647 x 24 vel = 15528 vel
Zie ook de pagina
Vermenigvuldigen.
Een beker frisdrank kost € 1,10, inclusief statiegeld.
Op de beker zit statiegeld.
De inhoud kost één euro meer dan het statiegeld.
Het statiegeld is ........ cent.
(Vul een geheel getal in.)




5 



anders
(Een som van Wim 't Hart.)
Het antwoord is NIET 10 cent,
want dan zou de inhoud € 1,10 kosten (immers een euro meer)
en dan zou de inhoud + statiegeld € 1,20 zijn.
Het juiste antwoord is:
Het statiegeld is € 0,05.
De frisdrank kost een euro meer = € 1,05.
Samen is dat € 1,10.
Zo kom je op het juiste antwoord:
F = de prijs van de frisdrank
S = het statiegeld
F + S = 110 cent
F - S = 100 cent
-----------------
F + S + F - S = 110 cent + 100 cent
2F = 210 cent
F = 105 cent
S = 5 cent
Zie ook de pagina
Vergelijkingen.